Rotonde luchtfoto

Beëindigingsconstructies

  • 18 november 2021

Een beëindigingsconstructie wordt aangebracht ter plaatse van de aansluiting van een betonverharding op andere typen verhardingen of bij de aansluiting op een kunstwerk of rotonde. Gangbare uitvoeringen van beëindigingsconstructies zijn:

  • op voldoende afstand stoppen met de betonverharding (circa 20 m) en een ander type verharding kiezen voor de aansluiting;
  • bij ongewapend beton: laatste betonplaat voorzien van een grondanker;
  • bij doorgaand gewapend beton: meerdere grondankers aanbrengen;
  • combineren met constructies die beweging toelaten.

De verschillende oplossingen voor beëindigingsconstructies zijn gerelateerd aan het wegtype.

Wegtypen 1 en 2

Bij de wegtypen 1 en 2 (autosnelwegen en provinciale wegen) is de beëindigingconstructie erop gericht de plaateinden zoveel mogelijk op hun plaats te houden. Dit wordt veelal bereikt door de laatste plaat of het laatste plaatgedeelte te voorzien van grondankers (figuur 27). Deze grondankers, uitgevoerd als balken loodrecht op de wegas, moeten in de ongeroerde dan wel goed verdichte grond worden aangebracht. De betonverharding, die een geheel vormt met de grondankers, moet voldoende dik en gewapend zijn. Dit is nodig om de krachten die in de verharding optreden, te kunnen overdragen op de grondankers. Het aantal benodigde grondankers wordt bepaald door de weglengte, die op deze wijze moet worden uitgevoerd. Bij autosnelwegen worden bij de beëindiging van een doorgaand gewapende betonweg meestal vier grondankers toegepast. Het gedeelte van de verharding tussen het laatste grondanker en het kunstwerk wordt meestal in asfalt uitgevoerd (zie de overgangsconstructie in figuur 29).

D3001_figuur 27.jpg

Figuur 27 Langsdoorsnede aansluiting doorgaand gewapend betonverharding met kunstwerk

Omdat volledige beheersing van het verplaatsingsgedrag vrijwel niet mogelijk is, wordt bij ongewapende betonverhardingen bij wegtype 2 soms volstaan met een enkel grondanker in combinatie met een uitzetvoeg. Een voorbeeld van een constructie met een grondanker is gegeven in figuur 28.

D3001_figuur 28.jpg

Figuur 28. Beëindigingconstructie met een grondanker in een provinciale weg

Bij een aansluiting op een kunstwerk zijn altijd zwaardere maatregelen nodig om ongewenste vervormingen door drukkrachten of verschuivingen van het kunstwerk te voorkomen. Meestal wordt als overgangsconstructie tussen de beëindiging van de weg en het kunstwerk een asfaltverharding van ten minste 20 m lengte aangebracht (figuur 29).

D3001_ figuur 29.jpg

Figuur 29. Bovenaanzicht en langsdoorsnede overgang gewapend beton naar een kunstwerk

Wegtypen 3 tot en met 7

Bij de wegtypen 3 tot en met 7 is het gebruikelijk om ter plaatse van de beëindiging een of meerdere uitzetvoegen aan te brengen. Hiermee wordt de kans op beschadiging van de aansluiting voorkomen. Soms wordt de verharding circa 5 m voor het kunstwerk beëindigd en het resterende weggedeelte bestraat met betonklinkers op een fundering (menggranulaat of slakken) of van een asfaltverharding met een uitzetvoeg te voorzien. Wanneer de betonverharding overgaat in een bestrating zijn deze maatregelen niet nodig.

Afhankelijk van de situatie wordt soms gekozen voor een eenvoudige overgangconstructie, waarbij enig onderhoud wordt ingecalculeerd (beweegbare voeg). Wanneer een asfaltverharding wordt opgedrukt, wordt de opstuiking gefreesd en een nieuwe uitzetvoeg aangebracht.