Openstelling voor verkeer
De directie stelt na overleg met de aannemer vast vanaf welk tijdstip en onder welke omstandigheden, afhankelijk van het eindgebruik, een aangebrachte betonverharding mag worden belast. Voetgangers, fietsers en brommers kunnen worden toegelaten als de voegen zijn gezaagd.
Zodra het beton een sterkte heeft bereikt van 25 MPa, kan de betonverharding voor het verkeer worden opengesteld. In het geval autosnelwegen of bij extreem hoge lasten, bijvoorbeeld bij zware industriegebieden, wordt aanbevolen de openstelling te laten plaatsvinden bij 70% van de eindsterkte. Dit betekent bij de toepassing van beton met een sterkteklasse van C35/45 een openstellingssterkte van 31,5 MPa.
Wanneer de nieuw aangelegde verharding nog niet de noodzakelijk druksterkte heeft voor openstelling en er kruisend verkeer noodzakelijk is, is een tijdelijke brug nodig. Zo lang de breedte niet te groot is, kunnen boven de verharding draglineschotten worden geplaatst. Dit kan bijvoorbeeld bij aanliggende fietspaden. Voordat de schotten worden geplaatst moet eerst jute op het beton worden gelegd.
Wanneer in een verharding de voegen moeten worden gevuld, is het belangrijk dat de betonverharding in de eerste weken na aanleg, zeker zolang de voegen nog niet zijn opgezaagd en gevuld, schoon blijft. Dat geldt ook voor gebruik door het werkverkeer dat zich bovendien moet houden aan de eisen uit de Standaard RAW Bepalingen 2015 [1].