Rotonde luchtfoto

Plaatafmetingen en voegenplan

  • 18 november 2021
  • Techniek
CROW Kennisplatform

Het is belangrijk dat bij het ontwerp een voegenplan wordt gemaakt. Het voegenplan moet voor aanvang van het betonwerk ter goedkeuring aan de opdrachtgever worden voorgelegd. Bij een voegenplan moet aandacht worden geschonken aan plaatafmetingen en voegdetaillering. Betonplaten met scherpe hoeken ( kleiner dan 90 graden) moeten worden voorkomen. Daar waar platen met scherpe hoeken onvermijdelijk zijn, moeten deze, evenals kleine platen of elementen, vanwege hun vorm worden gewapend.

De optredende voegbewegingen, en daarmee de belasting op de voegafdichtingen, hangen nauw samen met de plaatafmetingen. Kortere platen zijn vanwege de geringere voegbewegingen en dus geringere belasting van de voegafdichting te prefereren boven grote. De toe te passen plaatafmetingen, en daarmee het voegenpatroon, worden bepaald op grond van een aantal technisch noodzakelijke en praktische redenen.

Uit praktische overwegingen worden betonnen verhardingen meestal in een arbeidsgang aangelegd in een breedte tussen de 3,5 en 15 m. In ongewapende betonverhardingen wordt om de circa 5 m een krimpdwarsvoeg aangebracht. Een betonverharding met een breedte tot 4 à 5 meter kan zonder krimpvoegen in langsrichting worden uitgevoerd. Bij grotere stortbreedten worden na aanleg een of meer krimpvoegen in de vorm van (schijn)langsvoegen aangebracht.

Figuur 6 en 6a Deuvels op deuvelstoel; geplaatst volgens standaardpatroon (voorbeeld vliegveldverharding op Schiphol)
D3004_ figuur 6.jpg
D3004_ figuur 6a.jpg

Het voegenpatroon is een van de uitgangspunten voor de dimensioneringsberekening waarmee de plaatdikte wordt vastgesteld. Het plaatoppervlak wordt daarbij beperkt tot circa 25 m2. De lengte-breedteverhouding van de platen ligt bij voorkeur tussen 1,00 en 1,25. Om een gunstige spanningsverdeling in de betonplaten te verkrijgen, hebben vierkante platen de voorkeur boven rechthoekige. Bij afmetingen tot 5,0 m en een voldoende plaatdikte blijven de spanningen in het beton beneden de kritische grenzen. Hierdoor zal ongewenste scheurvorming niet of nauwelijks optreden. Ook de bewegingen in de voegen blijven voldoende klein, zodat de voegafdichtingsmaterialen slechts in beperkte mate worden belast.