Rotonde luchtfoto

Hoekreparatie

  • 18 november 2021
  • Techniek
CROW Kennisplatform

Een hoekreparatie is in alle gevallen van plaathoekbreuk toe te passen. Bij grote schade is het de vraag of de plaat gedeeltelijk moet worden vervangen. Als vuistregel om tot gedeeltelijke vervanging over te gaan is een grens aan te houden voor plaathoekbreuken van 0,5 bij 0,5 m tot 1,0 m bij 1,0 m. Voor het gedeeltelijk vervangen van de plaat gelden wel minimale plaatafmetingen (zie ‘Plaat geheel of gedeeltelijk vervangen’).

Er zijn drie typen vulmassa (reparatiemortel) te onderscheiden:

  • cementgebonden mortels (CC) cementgebonden mortels met geen of slechts geringe percentages polymeer (minder dan 5 procent) en met eventuele hulpstoffen, zoals plastificeermiddelen, zwelmiddelen, versnellers en vezelversterking. In de wegenbouw worden vooral krimparme cementgebonden mortels gebruikt;
  • cementgebonden polymeergemodificeerde mortels (PCC) cementgebonden mortels met tussen de 5 en 20 procent polymeer ten opzichte van de cementmassa;
  • kunsthars mortels (PC) mortels waarbij kunsthars het enige bindmiddel vormt. De kunsthars bevat 20 tot 100 procent polymeer.
In CUR-aanbevelingen 54 en 55 zijn de eisen aangegeven waaraan de mortels moeten voldoen [7, 8]. Daarnaast gelden de BRL 3201 en de URL 3201 [9, 10].

Het is van belang dat de aangebrachte reparatiemortel onbelast kan verharden gedurende de verhardingsperiode, die de leverancier voorschrijft. Bij toepassing in of nabij voegen moeten maatregelen, zoals bekisting, garanderen dat de voegwerking ongestoord kan plaatsvinden. Wanneer dit niet gebeurt, dan kan de reparatie zelf losspringen en/of tot (extra) schade aan de omliggende plaatdelen leiden. De voegwijdte in de voeg ter plaatse van de reparatie moet groter zijn dan elders in dezelfde voeg. Verder mag de reparatie niet dikker zijn dan de betonplaat, zodat de reparatie niet onder de betonplaat uitsteekt.

Het effect van de reparatietechniek hangt mede af van de mate waarin het hechtvlak is schoongemaakt door hakken, frezen, stralen of boucharderen tot op het schone, onaangetaste beton. De hechtsterkte van het schone oppervlak moet tenminste 1,0 N/mm2 bedragen. Eventueel is aanvullend op het scheurvlak een vorm van verankering aan te brengen. Als ondergrens om hiertoe over te gaan kan een afmeting aangehouden worden van circa 0,3 bij 0,3 m plaathoekbreuk.